De Provincie Antwerpen zond op 26 oktober 2023 aan Edegem per brief haar advies rond de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening ‘Stedenbouwkundige lasten’. Dit schrijven is nooit voor ontvangst gemeld.
Naar aanleiding van een mail van 22 november 2023, waarin de gemeenten door de Provincie Antwerpen herinnerd werden aan de noodzaak van een stedenbouwkundige verordening voor stedenbouwkundige lasten, meldde Edegem op 27 november 2023 dat haar goedkeuringsprocedure van deze stedenbouwkundige verordening zich in een eindfase bevond. De Provincie Antwerpen antwoordde toen de adviesvraag van Edegem inderdaad op 25 september 2023 ontvangen te hebben en haar advies op 26 oktober 2023 verzonden te hebben. Gezien dit advies niet voor ontvangst gemeld was bij Edegem werd het advies alsnog opgevraagd door Edegem en op 29 november 2023 per mail ontvangen.
Ondertussen
De Omgevingsraad formuleert tijdens de zitting van 3 oktober 2023 een advies. Dit advies luidt als volgt:
Het openbaar onderzoek loopt van 25 oktober 2023 tot en met 25 november 2023 en levert geen bezwaren op. Hiervan heeft de omgevingsraad op 28 november 2023 vastgesteld.
De Deputatie maakt haar advies over op 26 oktober 2023. Dit advies luidt als volgt:
De Provincie Antwerpen “vindt het positief dat de gemeente werk maakt van een stedenbouwkundige verordening inzake lasten”. Een aantal punctuele bedenkingen en aanbevelingen worden geformuleerd.
De betrokken tekst werd overgenomen van de modelverordening, die door het Departement Omgeving opgesteld werd. Het Departement heeft op de tekst van Edegem geen opmerkingen gemaakt (er werd geen advies ontvangen). De tekst kan dus behouden blijven.
De betrokken tekst werd overgenomen van de modelverordening, die door het Departement Omgeving opgesteld werd. Het Departement heeft op de tekst van Edegem geen opmerkingen gemaakt. De tekst kan dus behouden blijven.
In de tekst wordt trouwens niet vermeld wie de omgevingsvergunning verleent (de verlener kan inderdaad zowel de gemeente als de deputatie zijn) maar wordt wel aangestipt dat de gemeente de stedenbouwkundige last oplegt.
De foute nummering (§1) werd intussen gecorrigeerd, zodat de juiste tekst in openbaar onderzoek is gegaan.
De betrokken tekst (§2) werd overgenomen van de modelverordening, die door het Departement Omgeving opgesteld werd. Het Departement heeft op de tekst van Edegem geen opmerkingen gemaakt. De tekst kan dus behouden blijven.
De vrijstellingen werden deels overgenomen uit de modelverordening en de andere voorbeelden baseren zich op de notie ‘niet gepaard met winstoogmerk’, die ook in de modelverordening gestipuleerd wordt. Het Departement heeft op de tekst van Edegem geen opmerkingen gemaakt. De tekst kan dus behouden blijven.
De vermelding dat “bij de afgifte van een omgevingsvergunning de bevoegde overheid een financiële stedenbouwkundige last zal opleggen als een last in natura onmogelijk, onwenselijk of onvoldoende is” is overgenomen uit de modelverordening. Gezien hier niet uitdrukkelijk staat dat de gemeente die last zal opleggen kan verwarring ontstaan omdat de omgevingsvergunning niet alleen door de gemeente kan afgegeven worden. Wie dan de bevoegde overheid is kan misschien verwarrend lijken maar de enige uitvoerder van de gemeentelijke verordening kan slechts de gemeente zijn. Dus de bevoegde overheid voor het opleggen van de last is altijd de gemeente. Dit staat ook expliciet in Artikel 1, §3 (zie hoger).
De notie ‘onmogelijk, onwenselijk of onvoldoende’ werd overgenomen uit de modelverordening, die door het Departement Omgeving opgesteld werd. Het Departement heeft op de tekst van Edegem geen opmerkingen gemaakt. De tekst kan dus behouden blijven.
Het door de Provincie Antwerpen aangestipte gebrek aan robuustheid en rechtszekerheid van dit artikel, dat opnieuw deels werd overgenomen uit de modelverordening, is een gevolg van de essentie van de regeling van de stedenbouwkundige lasten door Edegem:
De tekst kan dus behouden blijven.
Tot slot worden twee algemene bedenkingen geformuleerd.
Gezien de stedenbouwkundige verordening ‘Stedenbouwkundige lasten’ noodzakelijk is omdat stedenbouwkundige lasten enkel nog met een stedenbouwkundige verordening kunnen opgelegd worden verliest het belastingreglement de facto haar rechtsgeldigheid.
Voor alle zekerheid kunnen het CBS en de GR expliciet bevestigen dat dit belastingreglement vervalt vanaf 1 januari 2024.
Plannen en programma’s (zoals gedefinieerd in het DABM) die het kader kunnen vormen voor de toekenning van een vergunning voor een project of waarvoor een passende beoordeling (effectonderzoek op habitat- en vogelrichtlijngebieden) vereist is, vallen onder het toepassingsgebied van de regelgeving over plan-milieueffectrapportage (plan-m.e.r.).
Gezien de stedenbouwkundige verordening ‘Stedenbouwkundige lasten’ geen kader vormt voor de toekenning van een vergunning voor een project of waarvoor een passende beoordeling vereist is, werd onderbouwd besloten dat een plan-mer-screening niet aan de orde is.
Artikel 2.3.1 en 2.3.2
van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) van 15 mei 2009
Deze artikels bieden de rechtsgrond voor deze verordening en leggen de goedkeuringsprocedure voor gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen vast.
Een stedenbouwkundige verordening treedt in werking 10 dagen na de publicatie, bij uittreksel, van de definitieve goedkeuring ervan in het Belgisch Staatsblad.
Artikel 75 en 77
van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Artikel 75, paragraaf 3, 4°, zoals gewijzigd door het Instrumentendecreet van 26 mei 2023, bepaalt dat financiële lasten slechts kunnen worden opgelegd als dit geregeld wordt in een stedenbouwkundige verordening; dat deze regeling op 1 januari 2024 in werking treedt; dat het daarom aangewezen is dat de gemeente zo spoedig mogelijk over een definitief goedgekeurde stedenbouwkundige verordening beschikt;
De raad behoudt de tekst van de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening ‘Stedenbouwkundige lasten’, die voorgelegd werd tijdens het openbaar onderzoek.
De raad bevestigt dat het huidige ‘belastingreglement op de omgevingsvergunning vanaf 1 januari 2023 tot en met 31 december 2025‘ vervalt op 1 januari 2024 en vervangen wordt door de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening ‘Stedenbouwkundige lasten’.