Het (her)bouwen en verbouwen van gebouwen veroorzaakt niet enkel hinder voor de omgeving, maar doet eveneens diverse kosten ontstaan voor de gemeente, onder meer op vlak van nutsvoorzieningen, aanleg en onderhoud van openbare ruimten, sociale en culturele voorzieningen, handhaving en controle van de openbare rust, veiligheid en gezondheid,... Dit is bij uitstek het geval voor projecten waarbij meerdere woongelegenheden tegelijkertijd gerealiseerd (kunnen) worden.
De gemeente beschikt reeds over een belasting op de meerwaarde verkregen door een bestemmingswijziging middels opmaak van een ruimtelijk uitvoeringsplan, bij toepassing van artikel 4.4.9/1 of bij toepassing van artikel 7.4.4/1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening in het kader van een omgevingsvergunning.
De belasting op omgevingsvergunning is niet zozeer gericht op waardevermeerderingen ingevolge een bestemmingswijziging van het perceel, maar wel op de bijkomende creatie van kavels of woon- en verblijfsgelegenheden naar aanleiding van het afleveren van een omgevingsvergunning. Deze belasting beoogt een bijdrage aan de gemeenschap en viseert ruimtelijke projecten met een winstoogmerk.
De financiële bijdrage vindt haar oorsprong in het voordeel dat de titularis van de omgevingsvergunning uit de betreffende vergunning haalt, in de gepaard gaande effecten en uitdagingen op vlak van milieu en omgeving waarmee de omgevingsvergunning gepaard gaat en in de bijkomende taken die de overheid door de uitvoering van de vergunning op zich moet nemen.
De belasting zal worden berekend in functie van het aantal kavels die via de omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden extra gecreëerd worden ten opzichte van de laatst vergunde of vergund geachte toestand respectievelijk het aantal extra woon- of verblijfsgelegenheden dat zal worden gerealiseerd ten opzichte van de laatste vergunde of vergund geachte toestand via de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen.
Zodoende kan gekomen worden tot een evenredige spreiding van de belasting, waarbij het ook verantwoord is om een progressieve tarifering te hanteren bij de omgevingsvergunning(en) voor stedenbouwkundige handelingen die aanleiding geven tot een belasting onder dit reglement. Redelijkerwijze kan het immers aangenomen worden dat kleinere stedenbouwkundige handelingen een minder grote impact zullen hebben op vlak van milieu en omgeving (bv. wat betreft de afwikkeling van verkeer, het gebruik van publieke voorzieningen, de afbreuk aan het landelijke karakter van de gemeente, …), en minder taken en kosten zullen genereren voor de gemeente dan grotere bouwprojecten, die een betekenisvolle grotere impact genereren op deze vlakken.
In het algemeen vragen grote bouwprojecten -proportioneel- eveneens meer aandacht en begeleiding van de gemeentediensten.
De belasting heeft niet als doel, noch effect, om de lokale vastgoedprijzen te beïnvloeden. Deze hangen immers af van rentevoeten, huishoudinkomen, fiscaliteit, inflatie, verhouding vraag-aanbod, aandeel nieuwbouw, karakteristieken van vastgoed (bv. omgevingskwaliteit) en speculatieve effecten.
Eveneens zijn het de huidige vastgoedprijzen die als referentie dienen voor de prijszetting van nieuwe projecten hun prijszetting. Door de belasting worden enkel de overwinsten van projectontwikkelaars geviseerd.
Meer studie: https://libstore.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/297/RUG01-002273297_2016_0001_AC.pdf
Het is aangewezen om een vrijstelling te voorzien voor bepaalde instellingen omwille van het maatschappelijk of sociale doel dat zij verwezenlijken respectievelijk de diensten van algemeen belang waarmee zij belast zijn. Het reglement voorziet een vrijstelling voor:
Het is aangewezen om eveneens een vrijstelling te voorzien voor omgevingsvergunningen met als voorwerp de oprichting van zorgwoningen en/of tijdelijke zelfstandige zorgunits, onder andere omwille van het sociale karakter van deze woon- en verblijfsgelegenheden.
Onderhavige belasting kan (al dan niet) gecombineerd worden met een last in natura in samenspraak met de aanvrager van de omgevingsvergunning voor verkavelingen of stedenbouwkundige handelingen.
De financiële toestand van de gemeente vereist de heffing van verschillende belastingen. Daarbij streeft het gemeentebestuur naar een rechtmatige verdeling van de belastingdruk.
De ontvangsten uit de belasting zullen dienen voor de financiering van de in het meerjarenplan van de gemeente voorziene initiatieven voor de realisatie van algemene en specifieke beleidsdoelstellingen, ten bate van de gemeenschap.
Grondwet, inzonderheid artikelen 41, 161 en 170
Decreet over het lokaal bestuur van 20 december 2017, inzonderheid artikels 40 en 41
Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen
Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009
Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Besluit van de Vlaamse regering van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet betreffende de omgevingsvergunning, en haar bijlagen
Omzendbrief KB/ABB/2019/2 van 15 februari 2019 betreffende de gemeentefiscaliteit
De raad keurt onderstaand belastingreglement op omgevingsvergunning goed:
Artikel 1 – definities
Voor de toepassing van dit reglement zal worden verstaan onder:
Artikel 2 - belastbare grondslag
Voor de aanslagjaren 2023 tot en met 2025 wordt een belasting geheven naar aanleiding van het afleveren van (één van de) volgende vergunningen:
Artikel 3 – belastingplichtige
De belastingplichtige is de titularis van de omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden respectievelijk stedenbouwkundige handeling(en). Indien de omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden resp. stedenbouwkundige handeling(en) meerdere personen en/of rechtspersonen als titularis heeft, dan is iedere titularis van deze vergunning hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de belasting.
Artikel 4 – berekening van de belasting
§1 De belasting is ondeelbaar en wordt berekend op basis van het aantal kavels dat gecreëerd wordt ten opzichte van de laatst vergunde of vergund geachte toestand via de omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden respectievelijk de extra woon- of verblijfsgelegenheden die kunnen worden gerealiseerd ten opzichte van de laatste vergunde of vergund geachte toestand via de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen.
§2 Bij het afleveren resp. bijstellen van een omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden bedraagt de belasting 5.000 euro per kavel die (bijkomend) gecreëerd wordt ten opzichte van de laatst vergunde of vergund geachte toestand. Bij het afleveren van een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen die aanleiding geeft tot een belasting onder dit reglement, wordt de belasting berekend op het totaal aantal woon- of verblijfsgelegenheden die extra gerealiseerd (kunnen) worden ten opzichte van de laatste vergunde of vergund geachte toestand. De belasting bedraagt 5.000 euro per bijkomende woon- of verblijfsgelegenheid ten opzichte van de laatste vergunde of vergund geachte toestand.
Artikel 5 – vrijstellingen
Vrijgesteld van de belasting zijn:
1) Het verkavelen van percelen en het bouwen, herbouwen of verbouwen van onroerende goederen of delen van onroerende goederen door gemeente of OCMW Edegem
2) Het verkavelen van percelen en het bouwen, herbouwen of verbouwen van onroerende goederen of delen van onroerende goederen door autonome gemeentebedrijven of woonzorgnetwerk
3) Het verkavelen van percelen en het bouwen, herbouwen of verbouwen van onroerende goederen of delen van onroerende goederen door onderwijsinstellingen, mits bestemd voor onderwijs- of andere openbare nutsfuncties
4) Het verkavelen van percelen en het bouwen, herbouwen of verbouwen van onroerende goederen of delen van onroerende goederen door de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW), of door haar erkende sociale huisvestingsmaatschappijen, mits bestemd voor sociale huisvesting.
5) Omgevingsvergunningen en meldingen voor stedenbouwkundige handelingen rond de oprichting van zorgwoningen en tijdelijke zelfstandige zorgunits, volgens de bepalingen van artikel 4.1.1.18° van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening
Artikel 6 – vestiging, invordering, betaling en terugbetaling
§1 De belasting is verschuldigd zodra de afgeleverde vergunning definitief uitvoerbaar is. Dit is het geval wanneer alle schorsende beroepstermijnen werden doorlopen.
§2 De belasting wordt ingevorderd door middel van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen. De belasting moet worden betaald binnen twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet.
§3 Indien de afgeleverde vergunning definitief uitvoerbaar is, maar er onzekerheid bestaat over de werkelijke mogelijkheid tot uitvoering ervan ingevolge een niet-schorsende procedure bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen, kan de belastingplichtige om een uitstel van betaling verzoeken tot er een definitieve beslissing is van de Raad voor Vergunningsbetwistingen. Dit verzoek moet via aangetekend schrijven gericht worden aan het college van burgemeester en schepenen met vermelding van de vergunninghouder, diens gegevens en het “OMV-nummer” dat behoort tot de omgevingsvergunning, zoals gekend in het Vlaamse Omgevingsloket. Dit verzoek moet worden ingediend binnen de 30 dagen na ontvangst van de kennisgeving van de Raad voor Vergunningsbetwistingen aan de vergunninghouder inzake de volledigheid en ontvankelijkheid van een verzoekschrift tot schorsing en/of vernietiging van de betrokken omgevingsvergunning. De datum van de poststempel geldt als datum van indiening.
§4 Indien de belasting werd betaald, terwijl later blijkt dat de afgeleverde vergunning van rechtswege vervalt of ten onrechte werd afgeleverd en aldus wordt vernietigd, zal de belasting op verzoek van de belastingplichtige worden terugbetaald, zonder dat er moratoriuminteresten zijn verschuldigd. Het verzoek tot terugbetaling dient per aangetekend schrijven aan het college te worden gericht binnen een termijn van drie maanden die een aanvang neemt vanaf:
Het verzoek bevat de vermelding van de vergunninghouder, diens gegevens en het omv-nummer dat behoort tot de omgevingsvergunning, volgens het omgevingsloket. De datum van de poststempel geldt als datum van indiening.
§5 Zonder afbreuk te doen aan het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, zijn van overeenkomstige toepassing op de provincie- en gemeentebelastingen (i) de bepalingen van titel VII, hoofdstuk 1, 3, 4, 6, 7 en 8, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992, voor zover deze niet specifiek de belastingen op de inkomsten betreffen en (ii) het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet- fiscale schuldvorderingen van 13 april 2019, met uitzondering van artikel 43 tot en met 48.
Artikel 7 - bezwaren en geschillen
§1 De belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger kan bezwaar indienen tegen deze belasting bij het college van burgemeester en schepenen. Het bezwaar moet schriftelijk worden ingediend en gemotiveerd.
§2 Het bezwaar moet, op straffe van verval, schriftelijk gebeuren binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de derde werkdag, volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet.
§3 De indiening en de behandeling van het bezwaar gebeurt volgens de modaliteiten in het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen.
§4 De regeling van de geschillen ter zake gebeurt volgens de modaliteiten in het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen.
§1 Dit reglement treedt in werking op 1 januari 2023.
§2 Het reglement zal worden bekendgemaakt overeenkomstig artikel 286 en artikel 287 van het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017.